Met het onderzoek aan de 'parkeerkuil' is de laatste fase afgerond van de opgraving langs de Tolbrugstraat en de Pastoor de Kroonstraat. Een belangrijk onderdeel vormde het onderzoek aan de Diezemuur die aan de oostzijde al onderzocht was (zie de vorige berichten). Nadat het parkeerterrein in september 1995 werd opgeheven, is de moderne muur die over de oude Diezemuur was gezet gesloopt en konden we deze laatste volledig onderzoeken (afb. 1). Dat het fenomeen 'Diezerestauratie' geen specifiek twintigsteeeuwse zaak is, blijkt wel uit de talloze herstellingen die er in de loop van de eeuwen vooral aan de waterzijde zijn uitgevoerd. Deze Diezetak uit de eerste helft van de vijftiende eeuw had in het begin geen kademuren. In die periode stond er een gebouwtje van een pottenbakker aan het water. Toen er in het midden van de vijftiende eeuw kademuren werden aangelegd in samenhang met de bouw van het klooster, moest de pottenbakker en dus ook dit gebouw verdwijnen. Bij het onderzoek van de Diezemuur kwam er tot onze verrassing een trap tevoorschijn, die toegang bood tot het water (afb. 2). De trap zelf was van hout, bestaande uit twee draagbalken met daarop de treden gespijkerd, een zogenaamde bloktrap. Het geheel was in een vierkante, van bakstenen gemetselde bak gezet. Bij het onderzoek bleek dat de trap een vervanging van een oudere was geweest. In het midden van de zeventiende eeuw werd de toegang tot het water dichtgemetseld. Zoals gezegd heeft men de muur voortdurend moeten restaureren. Meestal gebeurde dit door de verweerde buitenkant er af te hakken en er een nieuwe schil voor te zetten. De Diezeloop was ongeveer 4.5 meter breed. De sloop van het klooster werd geïllustreerd door de vondst van grote brokken metselwerk die tijdens de sloop in het water waren gegooid. Hiertussen vonden we nogal wat fragmenten van glas-in-lood ramen. Bij de hieropvolgende bouw van de Tolbrugkazerne veranderde het aanzien van deze Diezetak drastisch. In het onderzoek van 1981 was gebleken dat er een grote | 136 |
beerkelder in de bedding van de Dieze was gebouwd.
Afb. 1
Gezicht op het opgravingsterrein met de lange noord-zuid lopende Diezemuur. Rechts ervan lagen pottenbakkerij, klooster en kazerne. Links stroomde het water van de Dieze en lag 'Den Beemdt vande Geertruyen: zoals dit grasland op de kaart van Bleau uit 1649 wordt genoemd. De pijl wijst op de trap van afbeelding 2. Foto: BAD
Afb. 2
De trap naar de vijftiendeeeuwse Dieze. De hoeken zijn afgewerkt met grote natuurstenen blokken. Op de voorgrond liggen planken op houten palen. Deze horen niet bij de trap, maar vormen de fundering van de gemetselde dichtzetting uit de zeventiende eeuw. Foto: BAD
Afb. 3
Van links naar rechts de lange Diezemuur met haaks daarop de wanden van de grote kazerne-beerput (de buitenste van de vier). De binnenste twee muren zijn van een kleinere beerput die in de negentiende eeuw midden in de grote put werd gezet. De beerputten zijn bij de sloop in de jaren '50 voor de helft verdwenen. Foto: BAD
Afb. 4
Een achttiende-eeuwse herstelling van de kademuur. Hierbij is een stenen muur op een houten fundering gezet. Ook bij deze opgraving werd een vergelijkbare beerput gevonden (afb. 3). De rest van de waterloop bleef nog enige tijd open, getuige een achttiendeeeuwse restauratie van de kademuur (afb. 4), maar uiterlijk in de tweede helft van de achttiende eeuw werd hij gedempt en verdween hij voorgoed uit het stadsbeeld. Het terrein aan de overkant van het water, de westkant van het opgravingsterrein, behoorde aan het klooster van | 137 |
St. Geertrui dat aan de Orthenstraat lag. Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat dit tot in de 19de eeuw onbebouwd bleef. Dit beeld komt overeen met wat oude kaarten ons laten zien. Ook de tekening van Valentijn Klotz (zie bericht 1, afb. 2) toont op de voorgrond een open terrein dat voor een gedeelte werd gebruikt als bleekveld. Merkwaardig is wel dat bij het onderzoek in 1981 aan dezelfde kant van het water (meer naar het noorden) een vroeg veertiende-eeuws huis werd gevonden. Dat heeft dan wel erg ge'isoleerd gelegen. Hierbij moet bedacht worden dat juist in dit noordelijke gedeelte in de negentiende-eeuw enkele fabrieksgebouwen werden gebouwd die vervolgens in de jaren '50 van deze eeuw zijn gesloopt. Het terrein was door de sloop diep verstoord en archeologisch waardeloos geworden. Mochten hier middeleeuwse bewoningsresten zijn geweest, dan zijn deze ongezien verdwenen. Aan de zuidzijde van het opgravingsterrein bleek tot onze verrassing een zeer brede en diepe waterloop gelegen te hebben, die volledig dichtgegroeid was met veen. Omdat we er met onze opgraving schuin doorheen sneden is de exacte breedte niet vast te stellen, maar hij moet toch 10 à 15 meter breed zijn geweest. Met zijn diepte van 3.5 meter is het duidelijk dat dit niet zomaar een Diezetak was. Het is zeer waarschijnlijk dat we te maken hebben met een oude bedding van de Aa, die in de loop van eeuwen dichter naar de zandkop onder de Markt is gekropen, waarbij de oude bedding is dichtgegroeid met veen. Door zijn dikte bood dit veenpakket ons een unieke gelegenheid voor het nemen van monsters. Door een verticale kolom over de hele diepte van het pakket uit te nemen, kan het veen van onder tot boven, dat wil zeggen van het begin tot het einde van het verveningsproces, met de koolstof-14 methode gedateerd worden. Omdat er tijdens de vervening voortdurend stuifmeel van de begroeiing in de omgeving in dit veen terecht komt, kunnen we via stuifmeelonderzoek veranderingen in de vegetatie achterhalen. Deze veranderingen kunnen vervolgens gekoppeld worden aan de dateringen van het veen. Op deze manier is het mogelijk een beeld te krijgen van de ontwikkeling van het landschap gedurende een periode van vele eeuwen. Zelfs de aanwezigheid van mensen zou kunnen worden aangetoondaandehandvanvoedingsgewassen, zonder dat we materiële sporen hebben gevonden. We zien dan ook met spanning naar de resultaten uit. | 138 |